Johannes Marten (Joop) den Uijl (Hilversum, 9 augustus   1919 – Amsterdam, 24 december 1987) was een Nederlands politicus van de   Partij van de Arbeid (PvdA). Van 1973 tot 1977 was hij minister-president van   Nederland. Zijn achternaam luidde officieel 'Den Uijl', maar hij gebruikte   altijd de spelling 'Den Uyl'.    Den Uyl, afkomstig uit een gereformeerd gezin en eerder werkzaam als   ambtenaar en journalist, bestuurde vanaf 1949 het wetenschappelijk bureau van   de PvdA. Via de Amsterdamse gemeenteraad kwam hij in 1956 in de Tweede Kamer.   Na een wethouderschap in Amsterdam diende hij in het kabinet-Cals (1965-1966)   als minister van Economische Zaken. Zijn grootste bekendheid vergaarde hij   daarna: eerst als fractievoorzitter, progressief oppositieleider en premier   van zijn eigen schaduwkabinet, vervolgens als minister-president na de Tweede   Kamerverkiezingen 1972.    Het kabinet-Den Uyl (1973-1977) beschikte over een ruime parlementaire   meerderheid en was qua samenstelling het progressiefste kabinet in de   parlementaire geschiedenis. Het kabinet probeerde de in zijn ogen bestaande   ongelijkheid te bestrijden door overheidsinvesteringen, belastingmaatregelen   en uitbreidingen van de sociale voorzieningen, maar moest vanaf 1975 vanwege   economische tegenwind de uitgaven beperken. Tegelijkertijd kreeg Den Uyl als   premier te maken met de oliecrisis van 1973 (die leidde tot de invoering van   de autoloze zondag), de Lockheed-affaire, de zaak-Menten en de Surinaamse   onafhankelijkheid. Het kabinet kwam voortijdig ten val door de kabinetscrisis   over de grondpolitiek.    Na de Tweede Kamerverkiezingen 1977 volgde een nieuwe periode in de   oppositie, een kortstondig ministerschap van Sociale Zaken in het   'vechtkabinet' Van Agt II (1981-1982) en een laatste ronde in de oppositie   tegen de kabinetten-Lubbers. Den Uyl werd in 1986 opgevolgd als fractie- en   partijleider door Wim Kok. Hij bleef hierna Kamerlid tot aan zijn dood in   december 1987.    Den Uyl maakte naam als een idealistisch, maar ook polariserend politicus.   Met zijn pleidooi voor "de verbeelding aan de macht" en de maakbare   samenleving sprak hij zich uit voor de kracht van ideeën en idealisme. In de   Nederlandse ministerraad domineerde hij tegelijkertijd zeer sterk en was hij   meer de felle vechter voor eigen standpunten dan de samenbindende leider.[1]
     Den Uyl werd geboren in een streng gereformeerd gezin. Zijn vader Johannes   was mandenmaker en had een winkel in rietwerk. Hij overleed toen Den Uyl tien   jaar oud was.    Den Uyl bezocht van 1931 tot 1936 het Christelijk Lyceum in Hilversum. Als   puber gaf hij in enkele opstellen blijk van zijn afkeer van het socialisme   met zijn "klassenstrijd" en "vele andere verderfelijke   leerstellingen".[2] Den Uyl had sympathieën voor Adolf Hitler. Deze   kwamen tot uitdrukking in opstellen die hij tijdens zijn schooltijd schreef.   Daarin sprak Den Uyl van een „herboren, zelfbewust [Duits] volk” dat in   „eensgezindheid om den Führer (was) geschaard”. In dezelfde opstellen uitte   hij echter ook zijn afwijzing van de rassenleer en derhalve   Jodenvervolging.[3] Den Uyl was enkele jaren lid van de gereformeerde,   antirevolutionaire politieke jongerenvereniging ARJA (later Anti-Revolutionaire   Jongerenstudieclubs, ARJOS); in verkiezingstijd verspreidde hij   propagandamateriaal voor de Anti-Revolutionaire Partij. Na zijn middelbare   school studeerde Den Uyl economie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was   actief lid van de gereformeerde studentenvereniging SSRA te Amsterdam.    Toen Duitsland in 1940 Nederland binnenviel, nam Den Uyl uit innerlijke   overtuiging duidelijk afstand van het nationaalsocialisme, aldus zijn   biografe Anet Bleich.[2] Het kwam tot een definitieve breuk toen een Joodse   vriendin, Leonie Norden, op transport naar Oost-Europa werd gesteld. In de   loop van de oorlog keerde hij daarbij ook zijn gereformeerde achtergrond   langzaam de rug toe. Den Uyl beschouwde zichzelf vanaf toen als agnost.    In de eerste helft van 1942 behaalde hij te Amsterdam nog zijn   doctoraalexamen. Vanaf 1942 tot het einde van de Duitse bezetting op 6 mei   1945 was hij ambtenaar bij het Rijksbureau Prijsvorming Chemische Producten   (RB PCP) van het departement van Economische Zaken onder secretaris-generaal   Hans Hirschfeld in Den Haag. In die periode kwam hij in contact met de   illegale Parool-groep en was hij medewerker van het illegale blad De Nieuwe   Vrijheid.    Na de Tweede Wereldoorlog werd Den Uyl journalist bij Het Parool en Vrij   Nederland. Van januari 1949 tot 1963 was hij directeur van de Wiardi Beckman   Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Onder zijn leiding werd   veel gepubliceerd. Bekende uitgaven waren 'Om de kwaliteit van het bestaan'   en 'De weg naar de Vrijheid'. Ze vormden lang de praktische leidraad en   ideologische basis voor de PvdA.[4]    Politiek    Premier van Zweden Olof Palme en minister-president Joop den Uyl op Schiphol   op 11 september 1974.    Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger en   minister-president Joop den Uyl bij het Catshuis op 11 augustus 1976.    In 1953 werd Den Uyl lid van de gemeenteraad van Amsterdam. Dat zou hij   blijven tot 1965. In 1956 werd hij tevens lid van de Tweede Kamer der   Staten-Generaal (tot 1963). Als wethouder voor Economische Zaken van de   gemeente Amsterdam (1963-1965) was Den Uyl voorstander van grootschalige   projecten. De twee projecten waar hij zich het sterkst voor inzette, waren de   vorming van de nieuwe stadswijk Bijlmer en de vestiging van petrochemische   industrie in Amsterdam. Dit laatste lukte niet.    Na een periode als wethouder werd hij minister van Economische Zaken in het   kabinet-Cals. In deze functie hield hij op 17 december 1965 een historische   toespraak in de stadsschouwburg van Heerlen, waarin hij de sluiting van alle   Nederlandse steenkolenmijnen aankondigde. Zijn belofte was dat er geen mijn   dicht zou gaan, voordat iedereen vervangend werk had gevonden. Van die   belofte kwam weinig terecht.    Omdat Anne Vondeling zich impopulair had gemaakt als minister van Financiën,   werd Den Uyl aangewezen als de nieuwe lijsttrekker bij de vervroegde Tweede   Kamerverkiezingen 1967, die volgden op de Nacht van Schmelzer. De PvdA   verloor daarbij 6 zetels en belandde in de oppositie.    Van 1967 tot 1973 was hij fractieleider van de PvdA in de Tweede Kamer. Hij   was de premier van het eerste (en enige) schaduwkabinet, het   schaduwkabinet-Den Uyl. In een confrontatie met de VVD en de confessionele   partijen wilde het progressieve schaduwkabinet voldoende macht via de stembus   veroveren om een ambitieus programma van sociale hervormingen door te voeren.    In diezelfde periode kreeg Den Uyl als partijleider binnen de partij te maken   met de vernieuwingsbeweging Nieuw Links. Deze beweging vond dat de koers van   de partij te onduidelijk en conservatief was. De vernieuwers wensten een   linkser standpunt, en eveneens herbezinning op de relatie tot het   wetenschappelijk marxisme. Den Uyl vond wel dat ze een aantal oppervlakkige   ideeën hadden, maar ging niet de confrontatie aan. In plaats daarvan   probeerde hij ruimte te scheppen voor de jongeren.    Kabinet-Den Uyl     Zie Kabinet-Den Uyl voor het   hoofdartikel over dit onderwerp.    Bestand:Verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer.ogv    Polygoon-journaal-impressie van de verkiezingscampagnes voor de Tweede   Kamerverkiezingen van 1977. Joop den Uyl op campagne voor de PvdA.    Van 11 mei 1973 tot 19 december 1977 was Den Uyl minister-president in het   kabinet-Den Uyl. In deze periode werd hij geconfronteerd met een olieboycot   door Arabische olieproducerende landen als gevolg van het Nederlandse   standpunt in de Jom Kipoeroorlog. Met de oliecrisis werd voor het eerst   duidelijk dat de economische groei die Nederland kende vanaf eind jaren 50   niet oneindig was. De eerste barsten in de maakbare samenleving werden   zichtbaar. Den Uyl meende: "Zo bezien, keert de wereld van voor de   oliecrisis niet terug."[5] Het kabinet besloot tot distributie van   benzine en stelde een autoloze zondag in.    Tijdens deze kabinetsperiode werd Den Uyl geconfronteerd met de   Lockheed-affaire. Hij werd door velen geprezen om de wijze waarop hij deze   omkoopaffaire rond de prins-gemaal Bernhard van Lippe-Biesterfeld afhandelde.   Een tweede vergelijkbare affaire rond Northrop werd door hem geheimgehouden.    Verder werden in deze jaren onderhandelingen gevoerd met Suriname over onafhankelijkheid.   Deze werd op 25 november 1975 een feit en leidde tot een grote stroom   emigranten naar Nederland. Den Uyl, Pronk en De Gaay Fortman speelden in die   onderhandelingen een cruciale rol.    In maart 1977 viel het kabinet door een onoverbrugbaar meningsverschil tussen   de KVP en de progressieve partijen over de grondpolitiek. Ook de houding van   de PvdA-fractie jegens de katholieke Minister van Justitie Van Agt ten tijde   van de zaak-Menten zou een rol gespeeld hebben.    De PvdA ging de verkiezingen in onder de leus "Kies de   minister-president". Die verkiezingen werden overschaduwd door de   treinkaping bij De Punt en de gijzeling van een lagere school in Bovensmilde.   De PvdA won ten koste van de kleine linkse partijen tien zetels en had met 53   zetels de grootste fractie ooit. Een tweede kabinet-Den Uyl lag dus in de   lijn der verwachting. Aangezien een coalitie met de VVD vooraf al uitgesloten   was, zou voor een nieuwe regering weer samengewerkt moeten worden met het   nieuw gevormde CDA waar nu ook de conservatieve CHU in vertegenwoordigd was,   een protestants-christelijke partij die in 1973 door slim onderhandelen door   formateur Jaap Burger nog buiten het kabinet was gebleven. Na 208 dagen van   moeizame onderhandelingen mislukte de formatie met het CDA. Van Agt ging   vervolgens met de VVD in zee en vormde het kabinet Van Agt-Wiegel. De   persoonlijke verhouding tussen Den Uyl en Van Agt die tijdens Van Agts   ministerschap in zijn kabinet steeds moeizamer was geworden - van Agt had   zich als oorspronkelijk progressieve jurist in 1973, gaandeweg steeds   conservatiever getoond - was voorgoed verstoord.    Na het premierschap    Onder Den Uyls leiding voerde de PvdA oppositie van 1977 tot 1981 tegen het   Kabinet-Van Agt I, dat de rit uitzat. Bij de daarop volgende verkiezingen   verloor de PvdA negen zetels, het CDA één en de VVD twee. Grote winnaar van   de verkiezingen was D66 onder Jan Terlouw, die van acht naar zeventien zetels   ging.    D66 en de PvdA gingen de onderhandelingen in met het CDA - voor beide was de   VVD uitgesloten. Na een moeizame formatie volgde een weinig succesvol kabinet   met Van Agt als premier. Den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale   Zaken en Werkgelegenheid. Dit kabinet-Van Agt II hield het maar 8 maanden vol   en stond bekend als het 'vechtkabinet'. De relatie tussen met name Van Agt en   Den Uyl was zo gespannen, dat het kabinet al van meet af aan gedoemd was te   mislukken.    In 1982 werd vervolgens een kabinet van CDA en VVD geformeerd. Den Uyl werd   opnieuw fractieleider van de PvdA en bleef dat tot 1986. Inmiddels was de   strijd om zijn opvolging losgebarsten. Deze werd ten slotte gewonnen door   oud-vakbondsleider Wim Kok.    Persoonlijk    Doordat Den Uyl graag las, kwam hij in contact met de uitgever Geert van   Oorschot. In diens omgeving ontmoette hij Liesbeth van Vessem.[6] Hij trouwde   met haar in 1944. Ze kregen tussen 1946 en 1965 vier dochters en drie zonen,   door cabaretier Wim Kan ooit schertsend "de Uylskuikens" genoemd.   Hun dochter Saskia (1946) was tussen 1994 en 2006 fractielid van de PvdA in   de Tweede Kamer, dochter Barbara (1949) is filmmaakster en zoon Xander (1953)   was bondssecretaris van de Abvakabo en is nu voorzitter van de raad van   toezicht van de Dunamare Onderwijsgroep. Zijn vrouw zei ooit over Den Uyls   geloofsopvatting: 'Hij gelooft niet meer in God, maar gelooft nog wel dat God   in hem gelooft.'[7]    In 1985 ontving Den Uyl van zijn alma mater, de Universiteit van Amsterdam,   een eredoctoraat. Tot die tijd werd Den Uyl wel aangeduid met "de   doctorandus uit Buitenveldert". Joop den Uyl overleed in 1987 op 68-jarige   leeftijd aan een hersentumor.[1]    Onderscheidingen    Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau (9 september 1982)    Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (11 april 1978)    Eremedaille voor Voortvarendheid en Vernuft van de Huisorde van Oranje (19   september 1974)    Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (5 december 1966)    Grootofficier in de Ere-Orde van de Palm (Suriname)    Citaten    Twee dingen goed begrijpen..    We are a country of undertakers. Regelmatig wordt deze uitspraak (ten   onrechte) geciteerd als een onjuiste gebruik van het Engels:'[8] (Den Uyl   bedoelde: ondernemers. Een undertaker is niet alleen een begrafenisondernemer   maar tevens iemand die iets onderneemt (in het Amerikaanse idioom: zie   Merriam-Webster).    Niet te ontkennen valt immers dat de politiek, de politieke partijen, zijn   aangevreten door het algemeen gevoel van moedeloosheid dat zich van veel   mensen meester lijkt te hebben gemaakt. Men vraagt zich af of het wel zin   heeft te stemmen.[9]    Op de vraag in 1975 of hij als premier het gevoel heeft met iets belangrijks   bezig te zijn, zei hij: Ja, wis en waarachtig. Wat me dan ook zo hels maakt,   is dat links dat zo slecht ziet. Er zit daar een zeker ingevreten wantrouwen,   een vastgevroren behoefte aan protesthouding: het mag niet goed zijn. Dat is   niet reëel: er valt genoeg te noteren voor progressief denkende mensen. Het   irriteert me dat dat over het hoofd wordt gezien.[10]    Trivia    Joop den Uyl eindigde in 2004 op nr. 27 in de verkiezing van De grootste   Nederlander  |